Eigendom van betekenis
gen·dom (de; m) 1 het recht om over een zaak in alle opzichten te beschikken: iets in eigendom hebben de eigenaar zijn van iets 2 ei ·gen·dom (het; o; meervoud: eigendommen) 1 zaak die je in eigendom bezit: dit park is particulier eigendom; persoonlijke eigendommen. eigendom [wet en recht] Het meest omvattende recht dat iemand op een zaak – een stoffelijk roerend of onroerend goed – kan hebben. Eigendom is echter altijd beperkt door andermans rechten, door wetsvoorschriften en door regels van ongeschreven recht. Zie ook eigendom en Franse Revolutie). Eigendom van betekenis Wanneer een natuurlijke persoon iets in eigendom heeft heet dit particulier-, privaat- of privé-eigendom; iets dat eigendom is van een gemeenschap heet gemeenschappelijk of collectief eigendom; eigendom in handen van een staat heet publiek eigendom of staatseigendom. De rechthebbende van de eigendom van een zaak of goed wordt eigenaar genoemd.
Juridische betekenis eigendom Eigendom in juridische zin is het recht van een rechtssubject om over een zaak (stuk grond, voorwerp, hoeveelheid contant geld enz.) of goed naar eigen goeddunken te beschikken en anderen van deze beschikking in - of uit te sluiten.
Bezit betekenis
zit wat je hebt Voorbeelden: 'Kinderen zijn een kostbaar bezit.', 'veroordeeld wegens bezit van drugs', 'iets in bezit hebben', 'iets in bezit nemen', 'in het bezit zijn van de juiste papieren' Synoniem: eigendom Synoniemen: activa baten bewoning bezitneming bezitting. Art. lid 1 BW: Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. In Latijnse termen wordt dit aangeduid met corpus en animus. Corpus wil zeggen: de feitelijke macht hebben. Animus betekent: de intentie om voor zichzelf te houden. Iemand kan de corpus hebben maar niet de animus. Diegene is dan houder.- Bezit betekenis z i t (het ; o) 1 (juridisch) het houden of genieten van een zaak, die iem. in zijn macht heeft, alsof zij aan hem toebehoort: in het bezit van iets zijn 2 al iemands bezittingen: dat was zijn hele bezit be·z i t·ten (bezat, heeft bezeten) 1 in bezit hebben: de bezittende.